Voedsel is pas voedsel......


met dank aan free digital photo

Koningen uit vroegere tijden wisten het al. De graanopslag van het kasteel was het meest waardevolle en machtigste wapen wat een koning kon inzetten bij onrust onder het volk.

Graan maar ook rijst, mits goed verpakt kon in vroegere tijden lang worden bewaard en ingezet worden als de voorraden op raakten, of als de oogsten waren mislukt. Als eigenaar van de graanschuur, was je spekkoper. Iedereen wist je te vinden, en probeerde je met geschenken of arbeid gunstig te stemmen. Zodat ook zij letterlijk een graantje kon meepikken van de voorraad en zo konden overleven tot het volgende oogstseizoen.

Tegenwoordig is het niet veel anders. In Canada heb ik enorme sojavelden gezien. Na een half uur rijden, zie ik de opslagsilo’s waar de bonen als zijnde een oude graanschuur worden opgeslagen voor latere tijden. Niet als reserve voor een slechte oogst. Niemand in dit deel van Canada eet überhaupt sojabonen. Maar voor het moment dat de markt goed is en de prijzen hoog. Pas dan worden de silo’s opengedraaid en de bonen verhandeld. Voedsel is hier geen voedsel, voedsel is hier een beleggingsobject. Boeren produceren hier geen voedsel voor de plaatselijke bevolking maar een grondstof een beleggingsobject voor een ander deel van de wereld.

Hetzelfde geldt voor de beelden die wij kennen van de tv van vluchtelingenkampen. Voedseltransporten met rijst worden tegenhouden bij de grens. Bewaakt door de plaatselijke opstandelingen of juist gehinderd door het staatsleger. Maar die vrachtwagen met rijst vervoerd geen voedsel. Deze truck is slechts een machtsmiddel in een hele andere strijd. Zolang de zakken met rijst niet in handen zijn van de vluchtelingen is er nog steeds geen eten.

Voedsel is dus pas voedsel als het in handen is van de mensen waar het als voedsel nodig is.

In onze eigen voedselketen is het niet anders. Zolang wij geen directe toegang hebben tot ons eigen eten, en kunnen we zeggenschap over onze eigen situatie wel vergeten. Dan zijn we even afhankelijk van Unilever, Nestle en Danone, als de horigen van hun koning. 

Weerspiegeling




Als ik in Groningen een slagerij, bakker of groenteboer zoek. Moet ik daar heel gezond, een aardige wandeling voor maken. Een bakker is gelukkig na jaren weer terug in de straat maar de slager is al snel een 5-10 minuten lopen en om een groenteboer te vinden moet ik, op de dagen dat er geen markt is, echt even over nadenken.

Uiteraard zijn er her en der wel supermarkten te vinden. AH, AH AH dus de keuze daarin is ook beperkt.

Als ik het winkelbestand van Groningen zie als een afspiegeling van onze behoefte, koop ik dagelijks kleding en schoenen en make-up, Eet ik wekelijks fast food en minimaal een keer in een eetcafe, trek ik ieder weekend een colaatje uit de automaat en heb ik maandelijks een nieuwe mobiel nodig. Bij hoge uitzondering heb ik behoefte aan een lekkere salade goede kaas een mooi stuk brood.

Ik kook en eet iedere dag, maar ik koop een keer per jaar kleding en een paar schoenen. Ik douche en poets mijn tanden dagelijks, maar daar heb ik niet iedere 400 meter een drogisterij voor nodig.

Maar waarom staan steden vol met winkels die we eigenlijk niet nodig hebben en is er een gierend gebrek aan winkels met onze dagelijkse behoeften?
Vroeger gaf een gezin 50% van het gezinsinkomen uit aan eten. Tegenwoordig is dat teruggebracht naar 11% van de maandelijkse inkomsten. De stad is dus geen weerspiegeling van onze behoefte maar van ons bestedingspatroon.  Onze behoefte wordt bepaald door onze natuur, ons bestedingspatroon door een luchtspiegeling die veroorzaakt is door reclame. Ik zie nergens een fruitreclame in een bushokje, maar wel een Apple-reclame.